Met monotoon gebrom van machtige motoren vliegt de zilveren vogel op 3500 meter hoogte Zwitserland binnen.
Het zicht is helder, er is geen remous en het lijkt eerder alsof een machtige hand de aarde onder dat kleine, onwezenlijke, zwevende wereldje doorschuift.
Voor Greta van Veen heeft het vliegen niets sensationeels meer, zij is een bekend journaliste en kent alle vliegtuigen van Europa.
Maar deze vlucht naar het zuiden heeft altijd weer nieuwe bekoring.
Vanmorgen om tien uur stond ze nog in het Hollandsch polderland en ze zal de zon van dezen zelfde dag nog achter Rome's horizon zien verdwijnen.
Gretig zoeken haar ogen de aarde, met het vage gevoel, dat haar iets ontgaat dat daar beneden is, waarover de machtige onberoerd voort glijdt, duizenden meters hoog, als hoorde zij daar niet thuis.
Een onbestemd gemis, omdat ze niet moe zou zijn, zelfs geen stof van haar kleren zou kunnen slaan van den trek over een paar duizend kilometers van Europa.
Al een paar maal, als ze deze vlucht maakte, had ze zich voorgenomen om eens een lange voetrijs te ondernemen, dwars de Alpen door, naar het zuiden.
Kijk, de aarde wordt ruw hieronder, bruin en groen met aan de kim in een goor - witte tint de schemering van gletschers.
Rechts ligt het blauw - glinsterende vlak met de langgerekte einden van het Züricher meer.
Als het Alpenmassief duidelijker zich gaat aftekenen, vervagen de nevels en spiegelt de zon zich in de sneeuw zodat de gletschers leven.
Het krijgt grillige contouren daar beneden.
Licht en schaduw toveren daar iets dreigends van den gebarsten huid der aarde, van de machtige wit gekroonde toppen en ruggen en Greta verheugt zich als ze in de verte de blauwe glinstering van het Lago Maggiore kan onderscheiden omdat ze weet dat dan spoedig het zachte groen van het Lombardische laagland zal volgen.
Hier geeft de steward een briefje door waarop staat,, vlieghoogte 3800 meter; snelheid 270 km.
,, Ach'' vraagt Greta, gewend alles te noteren, geeft u mij even de namen van de bemanning.
De Stewart geeft de namen op die ze vlug neerschrijft, maar bij het horen van den naam van den tweeden piloot gaat een schok door haar heen.
Die naam die in haar leven zo'n grootte rol gespeeld had.
De deuren van de cabine staan open en ze kan langs den marconist heen in de cockpit zien.
Een van de beide piloten kan ze zien zitten, ze weet niet welke.
Een rechte strakke rug met de uniformpet erboven.
Ze weet trouwens niet eens of ze hem nog herkennen zou.
Voor haar was hij immers nog steeds de lange, blonde jongen met grote mannen manieren en den baard in zijn keel.
Vreemd, denkt zij, haar hele leven had ze hem niet kunnen vergeten, was zijn beeld levend voor haar gebleven - het was niet mee gegroeid.
Het was nog in haar geheugen, zoals het toen was.
Ze heeft zich nooit gerealiseerd dat ook hij volwassen geworden was, dat hij vlieger geworden kon zijn, hoewel hij toen bij het afscheid toch naar Soesterberg ging.
Voor het ogenblik is Greta de wisselende pracht van het landschap beneden haar vergeten.
Ze draait haar stoel wat achterover en sluit de ogen terwijl haar gedachten een sprong maken, vijftien, twintig jaar terug.
Het was hun afscheidsavond.
Zij was zeventien en hij achttien of negentien en hij zou den volgende dag naar Soesterberg gaan, in dienst.
O, hoe hield ze van hem dien groten, flinken jongen die zo veel ouder was dan zij.
Hoe verlangde zij ernaar, dat hij zijn sterke armen om haar heen zou slaan en haar kussen, opdat zij zou weten dat hun verbond voor eeuwig zou bestaan.
Morgen moest hij weg, haar jongen.
Hoe hoopte ze, onder zijn onbezorgd vrolijk gepraat een woordje op te vangen een belofte van trouw van duurzaamheid van hun vriendschap die voor haar zoveel meer betekende.
Zij was zeventien jaar en van haar tweede jaar af opgevoed door een oom en tante, die slechts trachten hun tekort aan liefde door een kostbare opvoeding goed te maken en nu had ze zich met al de liefde van haar jongemeisjeshart aan dien jonge gehecht.
Die jongen, die nu bij haar zat, lachte en schertste en morgen weg moest.
Haar vriendinnen hadden hun jongens, zinspeelden geheimzinnig op hun avontuurtjes, enkele waren in het geheim verloofd.
En haar jongen ging morgen weg en hij sprak met geen woord erover dat zij toch bij elkaar hoorden en dat hij haar trouw zou blijven of verwachte dat zij hem trouw zou blijven.
De avond liep ten einde hij bracht haar weg en toen bleef ze voor de etalage van een juwelierszaak staan en zie: kijk zo'n ring zou ik nu ook graag hebben, terwijl ze wees op een onverschillige ring, vlak naast een platina gladde ring.
Toen zei hij;, O, ja, dat zou ik bijna vergeten.
Hoe vind je deze? En hij duwde haar een klein pakje in de hand.
Met bonzend hart pakte zij het uit en hield toen in haar trillende vingers een klein doosje, waarin een ring prijkte met een kleine fonkelende diamant.
,, O, beeldig, was alles wat ze zeggen kon, haar ogen waarin tranen schoten in aanbidding opgeheven tot haar jongen.
,, Ik dacht wel dat je hem mooi zou vinden zei deze, ik heb hem voor een vriend gekocht, die wilde hem aan zijn meisje geven, maar hij durfde hem zelf niet te halen.
Zo was het afscheid gekomen.
Hij vroeg geen trouw, hij gaf geen trouw, niets.
Maar voor haar was hij blijven bestaan ergens diep in haar hart.
O, ja, ze was blijven leven ze was er overheen gekomen.
Ze had het zelfs ver gebracht, maar haar liefde was voor dien onverschilligen blonden jongen gebleven en geen man die haar nog had kunnen veroveren.
Als de kist bij Milaan op den grasmat staat treuzelt Greta wat met uitstappen, totdat ook de bemanning de cockpit verlaat.
Ja dat moet hij zijn, Greta doet verrast als ze opstaat en uitroept; ,, He Herbert, pardon, Meneer Smit, bent u het?
Dat is ook toevallig.''
Even ziet hij haar onderzoekend aan en dan: ,,Ach Greta? Is dat wat! Dat's lang geleden!
Dan helpt hij haar galant bij het uitstappen en zegt onderwijl: ,, wat zullen wij elkaar veel te vertellen hebben.
Ik mag je toch wel even gezelschap houden tijdens het oponthoud hier?
Nu neemt zij wraak: ,,Jammer, meneer Smit, maar dat zal niet gaan.
Ik reis met mijn echtgenoot en die is vreselijk jaloers.
En ze knikt in de richting van een generaal, die ook uit de machine gestapt is en door moet naar Rome, maar die ze nooit eerder gezien heeft.
CEZET.