nou es verbieden."
"Ach, zeur nou niet altijd. Ik zit net."
"Ja, maar als ze nou weten, dat ze niet in de straat mogen voetballen...
En ze doen 't toch.
Met mij nemen ze een loopie.
Toe Lodewijk, ga het ze eens zeggen.
En Lodewijk is zoo goed niet, of hij moet op zijn pantoffels naar _de voordeur sloffen om de jongens uit de buurt te waarschuwen, dat ze in zijn straat niet mogen voetballen.
Daar staat hij in z'n hemdsmouwen tegenover de straatjongens en teemt: "Gaan jullie liever om den hoek.
Je weet dat mijn vrouw het niet hebben wil.
Strakkies gooien jullie weer een ruit in en als Sophie jullie bal te pakken krijgt, krijg je hem niet terug.
Dat is waar, die bedreiging heeft Sophie al zoo vaak kijvend tegen de ballende jeugd geuit, dat het hoog tijd wordt dat ze die bal nu eens werkelijk inpikt.
Maar ze krijgt hem niet.
Hoe kan ze nou ook met haar omvang op straat achter een balletje aan gaan lopen.
Om je naar te lachen.
Ja, die jongens toch he, die apen.
Dacht je dat ze 't nu zouden laten? Niks hoor.
Ze kijken even met lange gezichten, ze zeggen: "Ja meneer", en "Goed meneer" en als de deur even achter Lodewijk is dichtgevallen, dan gaan ze weer vrolijk verder.
Nee, hij zat niet".
"Ja, hij zat wel."
"Hij was te hoog."
"Nietes, je kon hem makkelijk hebben." "Nietes."
"Nou, penalty dan."
"Goed vooruit jongens, achter doel of achter de bal.
Een, twee.., pang!!!" Rinkeldekinkeldeking!!
"O, grote grutten.
Zie je wel Lodewijk.
Daar heb je 't al.
Als jij ook iets doet.
Je boezemt ze geen ontzag in!"
En Sophie snelt met de mattenklopper gewapend naar buiten om de hardleersche jeugd ontzag in te boezemen.
Maar nu is er geen van de apen meer te zien.
"Maar goed ook", denkt Lodewijk, die langs d.e brede rug van zijn gade in de verlaten straat tuurt, anders zouden er vast nog meer ongelukken gebeuren.
Nu bekijken ze samen onder Sophia's weeklagen de kapotte ruit.
't Is hopeloos.
Helemaal aan gruzels.
En wie zal weer moeten betalen.
Niet Sophie, de krijtende, de tierende, maar hij, die daar met gebogen hoofd naast haar staat en denkt aan den tijd, toen scherven geluk betekenden.
Maar daar ziet haar oog iets, dat haar voor een moment het schreeuwen doet vergeten.
Ha, nu heeft ze hem.
Daar, achter de verwoeste ruit, in haar mooie voorkamertje, nog juister gezegd precies in haar rood pluche armfauteuiltje, daar ligt de bal.
Een mooie, grote nieuwe bal.
Die krijgen ze tenminste niet meer terug.
Nooit meer, al wordt ze honderd jaar.
En ze slott met haar dikke lichaam de gang alweer door naar 't salon om het allereerst het kostbare projectiel in veiligheid te brengen.
1938
"Die kan je niet houd.en," meent Lodewijk, "'t is een dure."
Die ruit is ook een dure." bitst Sophie.
"Dan moeten we d'r werk van maken, dat hun vaders samen die ruit betalen.
Dan krijgen zij de bal weer terug.
,,Ja zeker, ken je net denken.
Betalen, betalen, 't benne nogal lekkere dieren.
Ze zien je ankomme als je over betalen begint.
Dat ken jij doen.
En de bal krijgen ze niet; nooit.
,,Dat kan je toch niet doen Sophie," waagt Lodewijk nog een tegenwerping, "als ze hun vaders om die bal sturen."
"Tingeling", zegt opeens een bescheiden belletje, en Sophie schommelt naar voren, de glimmende bal als een overwinnings trofee medevoerend.
Een kleine jongen staat voor haar neus.
't Is waarachtig een van die apen, maar hij zegt beduusd: "Mevrouw, daar komt vader om de ruit te maken.
En ik kom u wel excuus aanbieden.. maar 't was heusch per ongeluk.
Ja, kijk, daar komt een man met een grote ruit aansjouwen.
Hij tikt aan z'n pet en zegt: Mot 'k hier wezen mevrouw?"
Tegen zooveel eerlijkheid is Sophie niet opgewassen.
Ze krijgt haast tranen in de ogen terwijl ze den jongen de hand op het hoofd legt en zegt: "Wacht maar even hoor ventje."
"En mag ik dan m'n bal terug hebben?" vraagt het ventje met smekende ogen.
"Natuurlijk, hier is ie hoor.
En nou zal ik nog wat voor je halen.
En de goede vrouw sloft alweer de gang door om een dikke plak koek en een appel voor 't ventje te halen.
Eerlijkheid moet beloond worden.
Na een kwartiertje wordt er weer bescheiden gebeld.
Het is de glazenmaker die met z'n karweitje klaar is.
Dat is drie gulden vijftien, mevrouw," zegt hij, terwijl hij beleefd aan zijn pet tikt, tweetachtig voor de ruit en vijf en dertig cent voor 't inzetten."
Drie gulden en vijftien cent?"
Sophia's hele gezicht is een vraagteken.
"En bent u dan niet... de vader van dien jongen?
Ik? Gelukkig niet,
Maar hij zei. dat u zijn moeder was.
In elk geval moet de ruit toch betaald worden."
CEZET.