"Denk eraan, Keesje, zoet spelen en geen kattekwaad uithalen, hoor!" gilde moeders stem door het keukenraam het achtertuintje in.
Wat doe je in zo'n geval hé als je een bengel bent van een jaar of tien?
Dan zeg je gehoorzaam: "Ja moes" en je gaat stil je gang.
Het is ook zulk leuk werk, met een katapult op den kat van buurman te schieten.
En het beest kan toch niks terugdoen.
Maar het aardigste was 't, als buurman het in de gaten had en alle mogelijke dreigementen naar je hoofd slingerde, voor 't geval, dat je niet gauw ophield.
Als je maar zorgde, dat-ie je niet te pakken kreeg.
Keesje, die beslist een paar druppels jagersbloed van een of anderen voorvader geërfd moest hebben, ging dus rustig voort met zijn opwindend spel.
Maar die verdraaid kat kroop zo handig weg, dat Keesje moeite had hem onder schot te krijgen!
Wel beseffend, dat juist dit een van de aantrekkelijkste zijden van de jacht is, sleepte hij echter het trapje tegen bet schuurtje aan en klom zo op het gegolfde ijzeren dak.
Van hieruit kon hij buurman's tuin bijna helemaal overzien en nu begon het spel eerst goed.
Kets, kets vlogen de groene erwten buurman's kater om de oren, zodat het arme beest niet wist waar bet blijven moest.
Ja, Keesje amuseerde zich best, en zijn moeder kon met een gerust hart aan den wasch blijven.
Daar komt ze de keuken uit, met een tobbe waschgoed, en begint de stukken uit te wringen en op te hangen.
Waar zit die drommelsche jongen nu toch weer. "Keesje. Keesje", krijscht ze, "waar zit je nou weer.
Pas op, dat je geen kwaad doet hoor, anders zal ik je.
Keesje blijft plat op bet dakje liggen en geeft geen geluid.
Zorgvuldig mikt hij op den grijzen kater, die op bet kozijn van buurman's keukenraam zit.
Rirts, kets, te hoog.
Met kracht trof de erwt het keukenraam en tekende er een mooie ster op, met barsten, die naar alle kanten uitliepen.
Alsof op het knopje nu een automaat gedrukt was, zoo prompt kwam buurman naar buiten rennen en opende een snelvuur van scheldwoorden op den kleinen zondaar op het gegolfd ijzeren dak van zijn moeders schuurtje.
Haha, nu had moeder hem ook in de gaten en stevende ze ook op het schuurtje aan.
Nu werd de toestand inderdaad critiek voor ons Keesje.
Vlug gooide hij zijn katapult weg, omdat dat corpus delicti het voornaamste bewijsstuk tegen hem zou vormen en kroop toen naar den allerbovenste rand van het schuurtje.
Maar o wee, het trapje. stand nog tegen het schuurtje aan en moeder zou niet schromen daar op te klimmen om haar zoon. te grijpen.
Kijk daar verschijnt haar rood hoofd reeds boven den rand en nog hijgend van de inspanning start ze nu op haar beurt een stroom van verwijten over bet hoofd des boosdoeners uit.
En wat ze dan ziet, doet haar in een ogenblik verstommen.
Buurman's grove hand kan net boven den rand van bet schuurtje uitreiken, grijpt Keesje precies in zijn kraag en trekt hem aan den anderen kant naar omlaag.
Onttrekt hem aan zijn moeders rechtmatig gezag.
Onmiddellijk daarop hoort moeder van dien kant van de schutting geluiden die geen verder commentaar behoeven.
Een afschuwelijk gekerm van een menschelijke stem. die van haar jongen moet zijn, begeleid door een regelmatig "klits, klets, klats", dat van buurman's grove handen moet komen.
Onmiddellijk verandert moeders toorn van richting en concentreert zich op den tuchtigenden buurman.
Ongehoord, een schandaal zoiets komt alleen haar toe.
Het is toch haar kind.
"Hou op, kinderbeul", gilt ze van achter haar schutting.
"Laat je 't.
La-me-jonge-los, moordenaar, je begaat nog 'n onguluk an 'm.
Wil je 't laten.
Wacht, ik zal je.
Gelijk dat ze dat zegt, grijpt ze met beide handen den tobbe waschwater die daar nog staat, tilt hem boven haar krachten omhoog en kiepert hem om over den schutting, ongeveer op de plaats, vanwaar de vreselijke geluiden komen.
Inderdaad helpt het.
Opeens is het stil daarachter: Maar dan komt een bundeltje mensch over de schutting zeilen, druipend van het waschwater, waarin moeder moeite heeft haar zoon te herkennen, terwijl buurmaa's stem schamper opmerkt: "Hier, pak an, je heppum goed geraakt, buurvrouw!"
CEZET.